Pompoen

Pompoenen, courgettes en pattisons zijn drie vruchtgroenten die, samen met nog een aantal andere, behoren tot het geslacht Cucurbita. Van origine behoren ze tot de Amerikaanse flora. Al voor de ontdekking door Columbus werden van noord (door de Pueblo indianen in Arizona) tot zuid (in Peru en Chili) al pompoenen geteeld voor consumptie, naast mais, bonen, en aardnoten. In de 16e eeuw werd de pompoen naar Europa gebracht.

Alle cultuurvormen van de plant verslinden voedingsstoffen en vereisen flink bemeste grond. Ook hebben ze nogal wat ruimte nodig, willen ze elkaar niet verstikken. Bij voldoende water groeien de vruchten enorm; in pompoenen-land (USA) zijn exemplaren van 100 kilo geen zeldzaamheid. Het record ligt bij 180 kilo – maar dat is wel een aparte soort. Als u de vrucht opensnijdt en het aantal zaden ziet, is duidelijk dat we hier met een woeste voortplanter te maken hebben. Het is dus niet vreemd dat de rijk ogende vruchten van deze krachtpatsers, waarvan een bepaalde soort ook nog eens tot ver in de winter bewaard kon worden, een rol zijn gaan spelen bij oogst-feesten en dankdagen.