De Moestuin

Ingredient

Knolselderij

terug

Wilde selderij hoort thuis in Europa en Azië en houdt van moerassige gebieden maar vooral van plekken met rivierslib, dichtbij zee of in een wat brak milieu (Engelse zuidkust, het oude Alexandrië). Bladselderij werd als eerste toegepast als keuken- en medicinaal kruid. Daarna ontwikkelde men bleekselderij en als laatste de knolselderij.

Knolselderij werd pas omstreeks 1720 in Engeland te koop aangeboden. De knol bestaat uit de verdikte stengelvoet (is zelf geen wortel). Aan de onderkant ziet u waar de wirwar van wortels is afgesneden, de plekjes aan de bovenkant zijn littekens van weggehaalde bladstelen die teveel opzij ontsproten.

Selderij doet het alleen goed op goed bemeste, vochtige grond, met kalk. Vooral laaggelegen veengebieden met een kalkige ondergrond zoals de Fens (East Anglia) zijn geschikt. Aan het simpele, grove uiterlijk zou je het niet zeggen, maar knolselderij is nog niet zo makkelijk te telen. Nodig zijn een lang groeiseizoen, overvloedig water, veel mest met veel organische stof. Knolselderij werd oorspronkelijk vooral gebruikt om de bloedzuiverende werking en later meer als smaakmaker.