De Moestuin

Ingredient

Stoofperen

terug

In de beschrijving van een kloostertuin uit ca. 817 kunnen we lezen dat in de boomgaard stonden: appel, peer, kweepeer, mispel, pruim, lijsterbes, vijg, tamme kastanje, hazelnoot, walnoot, moerbei en laurier. In de middeleeuwen gold het eten van onverhit voedsel als niet zo gezond en wat fruit betreft zal men dus meer stooffruit geteeld hebben dan onze handappelen en –peren. De kweepeer (een hybride ‘appel-peer’) is keihard stooffruit. In alle middeleeuwse recepten met peren die ik kon vinden, gaat het om stoofperen of kweeperen: bijvoorbeeld het recept voor ‘mawmene’ in een Engels kookboek van rond 1450 (met rode wijn, een pond rietsuiker, kaneel, kruidnagels, pijnboompitten, stoofperen, hulstbessen, amandelmoes en kippenvlees). Hieronder geven we voor de probeer-lustigen onder u een schets van de ‘viaund ryal’ (koningsvlees) , een onderdeel van de eerste gang van het diner bij de kroning van koning Hendrik IV van Engeland in 1399. Er waren 3 gangen met respectievelijk 10 , 12, en 18 gerechten.

Als een Utrechter in die tijd ‘viaund ryal’ at - een welgestelde Utrechter, want alleen die kon zich wijn veroorloven - waar kwamen dan z’n stoofpeertjes vandaan? Dat kon zijn uit een van de vele kloostertuinen, zowel binnen als buiten de stadsmuren (Abstede, Oudwijk, Oostbroek) of van de tuinbouw die door boeren ten zuiden en oosten van de stadsmuren bedreven werd.

Ten westen was de stadsweide (Hoge en Lage Weide) waar veeboeren tegen betaling konden laten grazen.In het noordoosten zal er te weinig klei in de grond hebben gezeten voor fruitbomen. En het Kromme Rijngebied kon pas sinds de afdamming van de rivier bij Wijk bij Duurstede in 1122 worden ontgonnen (afwatering). Ik vermoed dat dit gebied eerst voor veehouderij is gebruikt en dat pas later de tuinbouw en fruitteelt zich geleidelijk hebben uitgebreid; men produceerde voor de lokale markt en kon dus alleen meegroeien met het inwonertal van (voornamelijk) Utrecht.

Tussen 1250 en 1350 werd het aantal dagelijkse en weekmarkten, voor de lokale consumenten en ambachtslieden, steeds groter. Die markten lagen langs de Oude Gracht – zuidzijde , en op de bruggen. De nog bestaande namen geven aan waar het om draaide in die tijden : Smeebrug (smeden), Huidenbrug (leerbewerkers), Vismarkt, Ganzenmarkt, Lijnmarkt, Boterstraat, Bakkersbrug en Broodbrug. Tussen die laatste twee in, is er een groentenmarkt geweest, naamloos in de mist verdwenen.

Viaund ryal

Uit het onvolprezen boek ‘Van soeter cokene’ van dr. Johanna Maria van Winter over de Romeinse en Middeleeuwse keuken.
Een stijf gekookte brei van eierdooiers, honing , wijn en rozijnen. In de vastentijd gingen er stoofpeertjes in (meekoken) en gewoonlijk fijngehakte stukjes kip. Wie durft ?