De Moestuin

Ingredient

Honing

terug

In de eerste eeuw na Christus genoot de rijke Romein Gavius Apicius van zijn culinaire leven. Zijn recepten werden eerst mondeling doorgegeven en in de vierde eeuw opgeschreven in: De re coquinaria oftewel Over de kookkunst. Je kunt je voorstellen dat op de plek van onze tuin ooit de ene Romein aan de andere uitlegde: ‘Piper, nucleos, mel , rutam et passum teres, cum lacte et tracta coques. Coagulum coque cum modicis ovis. Perfusum melle, pipere aspersum inferes.’

Het verhaal van de honing is er een van bovenmenselijke heerlijkheid, gave en verleiding. Zo was nectar de basis voor spijs en drank van de Olympiërs: ambrozijn en mede. En het woestijnleven, voorafgaand aan het beloofde land, werd Mozes en zijn volk onder andere mogelijk gemaakt door ‘manna’; de naar honing smakende afscheiding van woestijnrupsen. De Romeinse keuken kende ‘mel’ als zoetstof en ongetwijfeld zullen de Romeinen die hier langs de Kromme Rijn de noordgrens van hun rijk bewaakten, bijen hebben gehouden.

De heilige Rita van Cascia, die gezien haar levenspad terecht wordt aangeroepen in uitzichtloze situaties, wordt altijd afgebeeld met bijen op haar habijt. De legende vertelt dat die rond haar wieg vlogen en honing in haar mond lieten druppelen. Bovendien is de bij een symbool van kuisheid.

Die honing in de mond overkwam de heilige Ambrosius van Milaan ook direct na zijn geboorte (omstreeks 339) Daarom is hij de schutspatroon van de imkers. Hij wordt altijd afgebeeld met een bijenkorf, ook omdat hij naar men vertelde ‘honingzoet’ kon spreken, wat ertoe leidde dat de heilige Augustinus zich door hem liet bekeren.

Ten slotte de drie eerste coupletten uit ‘Het lied der dwaze bijen’ van Martinus Nijhoff, waarin de natuurlijke passie voor ‘hoger honing’ de bijen verleidt het huis te verlaten, waarna ze sterven tussen de winters besneeuwde korven.

Een geur van hoger honing
verbitterde de bloemen,
een geur van hoger honing 
verdreef ons uit de woning.

Die geur en een zacht zoemen 
in het azuur bevrozen, 
die geur en een zacht zoemen 
een steeds herhaald niet-noemen.

ried ons, ach roekelozen, 
de tuinen op te geven, 
riep ons, ach roekelozen, 
naar raadselige rozen.

(Met dank aan Jeroen Thijssen in Trouw van zaterdag 10 juli 2004)